Schrijfproblemen

Wanneer een kind een stoornis in het schrijven vertoont, is het veelal niet gemakkelijk om aan te geven wat het probleem is. Om het probleem te achterhalen, moet het schrijfproces beoordeeld worden; `waar in het schrijfproces gaat het mis'? In de jaren die voorafgaan aan het eerste schrijfonderwijs hebben kinderen zich al veel (voorwaardelijke) aspecten van (het leren) schrijven eigen gemaakt. Je zou kunnen zeggen dat de handschriftontwikkeling op gang gekomen is, voordat er sprake is van handschriftonderwijs.

Oorzaken van schrijfstoornissen kunnen zowel op cognitief als motorisch terrein liggen (Garton en Pratt 1989). In de loop van de ontwikkeling kunnen zich bij kinderen allerlei problemen manifesteren, veroorzaakt door aandoeningen en stoornissen van de motoriek, maar ook door geringe aanleg en een gebrek aan oefening van de motoriek. Bovendien weten we uit verschillende studies dat ongeveer een derde van alle kinderen bij de start van groep 3 over onvoldoende visueel-motorische vaardigheden beschikt (Garton en Pratt 1989).

Men kan zich de vraag stellen of deze achterstand door gerichte aanpak te voorkomen is. Deze vraag kan alleen beantwoord worden door de vaardigheden van deze schrijvers onder de loep te nemen.

Om erachter te komen wat de schrijfmotorische mogelijkheden van de kinderen zijn en daarbij greep te krijgen op de ontwikkelingsmogelijkheden is het belangrijk om de ontwikkeling van de kleinmotorische vaardigheden te volgen. Essentieel is dat met het volgen van de schrijfmotorische mogelijkheden in groep 1 wordt aangevangen.

Kleinmotorische vaardigheden (lees verder)

Kleinmotorische vaardigheden kunnen omschreven worden als vaardigheden waarbij gebruik gemaakt wordt van individuele lichaamsdelen, vooral de vingers, bij precieze manipulatie van voorwerpen (schrijven!). Maar ook de voeten en de mimiek vormen een onderdeel van de kleine motoriek.

Bij het jonge kind wordt de ontwikkeling van de kleine motoriek in direct verband gebracht met de ontwikkeling van gebieden zoals waarneming, begripsvorming en sociaal-emotionele ontwikkeling .

Spelen en bewegen zijn om al deze redenen van het grootste belang voor de verdere vorming en ontwikkeling van de kleine motoriek van het kind. `Eerst bewegen dan schrijven' is vanuit deze gedachte een verklaarbaar motto.

Onderzoek toonde aan (Hagen 1998) dat veel kinderen tegenwoordig slordiger schrijven dan nodig. Duidelijk werd dat kleinmotorische vaardigheden zich niet bij alle kinderen vanzelf ontwikkelden. Tevens werd het duidelijk dat niet alle kinderen op hetzelfde moment dezelfde groei doormaken. In de loop van hun ontwikkeling kunnen zich bij kinderen allerlei problemen voordoen die worden veroorzaakt door aandoeningen en stoornissen van de kleine motoriek, maar ook problemen die worden veroorzaakt door geringe aanleg en een gebrek aan oefening van de kleine motoriek.

Observeren en registreren (lees verder)

`Een kind van zes jaar moet kunnen leren schrijven' is een veelgehoorde kreet!

Deze zin levert al veel onduidelijkheid op. Schrijven wordt, op de meeste scholen, in groep 3 aangeleerd. Veel kinderen zullen ermee starten op zesjarige leeftijd. Maar veel kinderen beschikken pas op zevenjarige leeftijd over de basisvoorwaarden voor de ontwikkeling van een goede en ontspannen schrijfmotoriek.

De praktijk wijst uit dat schrijven goed moet worden aangeleerd; het moet vooral niet te jong worden aangeleerd. Veel problemen zouden voorkomen kunnen worden, wanneer er goed inzicht mogelijk is in de (schrijf)motorische mogelijkheden en onmogelijkheden van ieder kind afzonderlijk.

Schrijven is een ingewikkeld proces, waarbij je tegelijkertijd moet stilzitten en bewegen. Om ontspannen en leesbaar te kunnen schrijven moeten kinderen beschikken over:

·       een goede ontwikkeling van de kleine motoriek, nodig voor het correct vasthouden van potlood of (vul)pen;

·       een goede oogmotoriek, nodig voor het snel aftasten van de regels;

·       een goede ooghandcoördinatie, nodig om de hand te controleren en te sturen;

·       een gevoel voor maat en ritme; schrijven is een ritmisch proces;

·       een goed statisch evenwicht (`Stilstaan'), nodig voor een goede schrijfhouding;

·       een goede concentratie;

·       een goede ruimtelijke oriëntatie, nodig voor een goede bladverdeling.

Wanneer vaardigheidsniveaus gekoppeld zijn aan leeftijden, kunnen we uitspraken doen over eventuele achterstanden inzake de (schrijf-)motorische ontwikkeling. Het signaleringsniveau geeft aan op welke leeftijd vaardigheden door meer dan 80% van de kinderen beheerst worden. We hebben hiervoor vaardigheden en criteria ontwikkeld. Op basis van deze observaties en registraties gesignaleerde achterstanden kan extra zorg op maat worden geboden.

Zwakke schrijvers (lees verder)

In het primair onderwijs komen in de basisscholen, maar vooral in de scholen voor speciaal onderwijs, zwakke schrijvers voor. Deze zwakke schrijvers hebben in groep 3 al snel een achterstand van minimaal een jaar opgelopen. Deze zwakke schrijvers kunnen letters alleen maar traag en moeizaam in een juiste vorm volgens een bepaald traject schrijven. Het schrijfproduct vertoont een grote mate van onregelmatigheid van lettervorm, hellingshoek, lettergrootte en afstand tussen letters en woorden onderling.

Om de kenmerken van zwakke schrijvers te omschrijven, zal het belangrijk zijn om te weten wat ze nodig hebben om vlot en leesbaar te kunnen schrijven. De motorische ontwikkeling als voorbereiding bij het schrijven verloopt bij ongeveer 80% van de kinderen probleemloos. Meisjes hebben over het algemeen de minste problemen bij de ontwikkeling van kleinmotorische vaardigheden. Zij zijn de jongens in groep 3 gemiddeld driekwart jaar voor.

Een kleine groep kinderen (20%) komt vanuit deze probleemloze ontwikkeling tot goede schrijfprestaties. Deze kinderen zouden over het algemeen al geholpen zijn met goed oefenmateriaal. Een grote groep kinderen (ongeveer 60%) levert gemiddelde prestaties en zou gediend zijn met goede instructie en oefentijd om het schrijven goed aan te leren en daarna juist uit te voeren.

Ongeveer 20% van de kinderen heeft een zwakke kleine motoriek. Zij missen motorische vaardigheden als basisvoorwaarde om te schrijven. Vooral het starten van het schrijfproces in groep 3, middels een traditionele schrijfmethode, vormt voor deze kinderen (met name jongens) een groot probleem. Het is zinnig om bij deze kinderen zo vroeg mogelijk (groep 1/2) aandacht te besteden aan de schrijfvoorwaardelijk motorische vaardigheden. Deze aandacht bestaat uit een goede instructie, aangepast leermateriaal en extra tijd voor de ontwikkeling van hun kleinmotorische vaardigheden. Deze kinderen hebben veel en intense zorg van de groepsleerkracht en/of remedial teacher nodig.

Om tot een gedegen aanpak te komen zal het bij enkele kinderen noodzakelijk zijn om met externe zorg (onder andere kinderfysiotherapeuten) samen te werken. Zo kan ervoor worden gezorgd dat deze kinderen extra en specifieke training krijgen. Soms is zelfs een verfijndere diagnose van de schrijfproblematiek noodzakelijk.

Schrijfproblemen ontstaan als kinderen, die onvoldoende gelateraliseerd zijn, schrijfhandelingen moeten verrichten., waaraan ze nog niet toe zijn, zoals het schrijven van letters in groep drie, die ze motorisch nog niet uit kunnen voeren. Bijvoorbeeld in week 1 na de schrijfletter i de schrijfletter k.

Er is nog oefening nodig met betrekking tot het lichaamsplan, symmetrie, ooghandcoördinatie, oriëntatie in de ruimte en oriëntatie in tijd. Zijn het merendeel van onze kinderen wel “rijp" om op zesjarige leeftijd te starten met het schrijfproces ? De meeste deskundigen vinden van niet.

Stoornissen in de sensomotorische ontwikkeling (lees verder)

Lateralisatieproblemen ontstaan wanneer kinderen nog in de symmetriefase blijven steken.

We constateren dan veel meebewegingen in de niet schrijfhand en de benen tijdens het schrijfproces. Heel specifiek ook het ontstaan van de duimdwarsgreep een verkeerde penvoering met de duim over of onder de wijsvinger. Een goede pincetgreep blijkt dan niet mogelijk, wat weer ten koste gaat van een optimale aansturing.

In zijn algemeenheid kunnen we zeggen dat we een overschot aan meebewegingen zien, die storend zijn voor het schrijfproces, maar op latere leeftijd wel verdwijnen wanneer kinderen wel toe zijn aan schrijven. Uit onderzoek blijkt wel dat bij emotionele stoornissen veel meebewegingen optreden, evenals bij kinderen die cognitief en/of motorisch zwak functioneren.

Stoornissen in het schrift (lees verder)

Stoornissen in het schrift hebben betrekking op:
Regelmatigheid van het schrift:

Het beoordelingscriterium wat betreft de regelmatigheid geldt de breedte van de onderlinge tussenruimten van de letters in de woorden, de ruimten tussen de woorden in een regel of zin en de richting van de neerhalen. De druk op de pen moet ook regelmatig zijn.
Verder moeten we letten op de afstand tussen de regels, op de vlakverdeling van de ruimte op de bladzijde en de onderlinge grootte van romp-, stok-, lus- en hoofdletters.

De vormbeheersing:

Het beoordelingscriterium wat betreft vormbeheersing is of de lettervormen duidelijk herkenbaar zijn en goed van vorm.

De trajectbeheersing:

Het beoordelingscriterium wat betreft trajectbeheersing is of de juiste schrijfbeweging bij het vorm van de letters en de verbindingen is gevolgd.

Emotionele stoornissen (lees verder)

Het is nodig kinderen goed te observeren tijdens het schrijfgedrag. Slechte schrijfprestaties kunnen een symptoom zijn van dieper liggende oorzaken. Veel schijfproblemen zijn het directe gevolg van verschillende gedragsaspecten.

We constateren:

Hyperactief en ongeconcentreerd gedrag;

Oorzaken kunnen liggen bij het gezin, de school of in het kind zelf.

Kinderen schrijven vaak onregelmatig en onbeholpen. Vergissen zich vaak en slaan soms letters over.

Ongemotiveerd schrijfgedrag;

Soms schrijven kinderen beneden of boven hun kunnen. Kinderen moeten op hun niveau kunnen werken. Spanningen in de gezinssituatie spelen soms een rol.

Teruggetrokken schrijfgedrag;

Vaak als gevolg van leermoeilijkheden op cognitief terrein of bij open schrijfopdrachten waar creativiteit bij nodig is. Contactstoornissen tussen leerkracht of andere leerlingen kunnen ook de oorzaak zijn.

Negatief schrijfgedrag;

Ontstaat vaak vanuit frustraties bij leerprestaties. Zij geven de moed snel op en werken slordig.

Faalangst;

Kinderen voelen vooraf dat ze de opdracht niet goed kunnen uitvoeren.

Zij denken steeds aan vorige mislukkingen, hebben een negatief persoonsgericht gevoel.

Bij mislukking wordt de oorzaak gelegd bij interne factoren, b.v. ik ben daar nu eenmaal slecht in.

Fragment uit een interview met Yvonne Kroonenberg, schrijfster en columniste (lees verder)

Stempeltje

Ik was de jongste van de klas, een zogenaamde vroege leerling. Verder was ik enorm onhandig: ik liet alles uit mijn handen vallen, viel van stoelen af of buitelde van de trap. Er was waarschijnlijk iets mis met mijn motoriek.

Voor spellen had ik tienen, maar ik schreef heel priegelig. Mooi schrijven lukte maar niet. En ik wilde ook graag zo'n stempeltje dat je van de juf kreeg als je mooi had geschreven. Na drie stempeltjes kreeg je een plaatje. En als je drie plaatjes had, mocht je met rode inkt schrijven.

Ik heb er een heel jaar over gedaan om met rood te mogen schrijven.

En toen in mijn enthousiasme, liet ik het inktflesje vallen. Ik zou graag iets leuks over mijn lagere school periode vertellen, maar het was geen fijne tijd.

Leerlingkenmerken (lees verder)

Bij de intake in het leerlingvolgsysteem wordt ook gevraagd uw indruk te geven van de taakgerichtheid van de leerling, de concentratie, faalangst en intelligentie.

In dit onderdeel gaan we in op de mogelijke consequenties voor het handelingsplan. Naarmate een leerling bijvoorbeeld hoger scoort op faalangst, kunt u daarmee rekening houden. Hetzelfde geldt uiteraard voor de andere drie leerlingkenmerken. Hieronder vindt u een opsomming van deze leerlingkenmerken met tips en adviezen hoe er mee om te gaan.

Wat te doen ?

Concentratie
  • – Probeer het kind met aangepaste schrijfoefeningen bij de groep te houden.
    – Zorg voor een duidelijke structuur.
    – Geef korte opdrachten.
    – Stel duidelijke eisen aan de taak.
    – Kom tegemoet aan de bewegingsbehoefte.
  • – Geef korte schrijfopdrachten met een snelle feedback.
    – Laat het kind aangeven wat goed gelukt is.
    – Spreek vaste momenten af in de dag dat ze mogen bewegen en op andere momenten rustig    blijven.
    – Geef dit aan het begin van de dag aan.
    – Oefen regelmatig het 100 % stil zijn.
    – Doe stilte / yogaoefeningen, bijvoorbeeld 'stil zijn' zolang de zandloper loopt.
    – Stil zijn met je ogen dicht.
    – Stil zijn en luisteren naar je ademhaling.
    – Geef het kind vertrouwen in eigen kunnen.
Faalangst

1. Overzichtelijkheid van de opdracht.
– leg het kind extra uit wat het moet doen.
– help het op weg.
– doe het voor.
– start eenvoudiger dan nodig.
– bouw de oefeningen geleidelijk op.

2. Feedback.
Hoe doe je dat ?
– leg het kind uit hoe het gaat.
– laat het kind zelf zeggen hoe het gaat.

3. Goede relatie.
– positief beoordelen.
– veel zelfvertrouwen geven.
– geen “waarom"- vragen toepassen.

4. Goede voorbeelden.
– laat het kind werken met iemand met een benaderbaar niveau.
– help het met het bewust worden van het gedrag van de ander.

5. Succeservaringen.
– taken geven die ze kunnen uitvoeren.

6. Vermijd confrontatie en controle door een groep.

Aanwijzingen voor de hulp aan een kind met schrijfproblemen.

1. vraag of het kind de opdracht begrijpt.
2. vraag of het kind de opdracht leuk vindt.
3. bepaal de omvang van de taak in goed overleg.
4. spreek af dat de taak na afloop gezamenlijk wordt besproken.
5. moedig het kind aan.
6. let bij het nabespreken op wat goed gegaan is
7. laat het kind reflecteren op wat goed gegaan is.

Intelligentie

– Controleer hoe je activiteiten kunt verrijken of vereenvoudigen.
– Geef eenvoudige en/of toegevoegde opdrachten.
– Gebruik schrijfmethode onderdeel tekstverwerking.
– Laat het kind zelf kiezen of het extra of minder wil.
– Laat het kind teksten op eigen niveau overschrijven.

Taakgerichtheid
Betrokkenheid
  • – zorg voor betrokkenheid van de kinderen bij de taak.
    – laat ze zelf oefeningen en of materialen kiezen.
    – laat ze met eigen teksten werken; verminder of vermeerder de opdracht.
Variatie
  • – biedt uitdaging door verdiepende opdrachten.
    – beperk de omvang van de taak.
    – geef aangepaste liniatuur of geschikter schrijfmateriaal.
    – zorg voor veel afwisseling.
    – vermijd onnodige herhalingen.
Overzichtelijkheid
  • – kinderen zijn eerder taakgericht als ze weten wat ze moeten doen.
    – kinderen zijn gemotiveerd als de opdracht die ze doen tegemoet komt aan hun nieuwe ontwikkeling.
Motivatie
  • – kinderen zijn eerder gemotiveerd als ze succesvolle belevingservaringen hebben gehad.
    – kinderen zijn eerder gemotiveerd als de leerkracht ze verwachtingsvol en stimulerend benaderd.
    – kinderen zijn gemotiveerd als hun vooruitgang zichtbaar is.

Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten