Onderstaand gaan we in op algemene principes en modellen die zijn geformuleerd ten aanzien van de (motorische) ontwikkeling bij kinderen, en die mede ten grondslag hebben gelegen aan Start2Write.
Al heel jong zetten kinderen met potlood of pen krabbels op papier of iets anders. Een kind van anderhalf brengt menig ouder tot wanhoop door met een toevallig opgepakte stift in zijn knuist grote zigzaglijnen op het behang te zetten. De opmerking “Kijk, hij begint te schrijven!" zal in de meeste gevallen niet gemaakt worden, maar niets is minder waar. Kinderen imiteren hun omgeving en zo zeil het kind al snel duidelijk worden dat je op papier behoort te schrijven. Iets oudere kinderen pakken het potlood al bij de punt vast met behulp van alle vingers. Stippen of lijnen, krom of recht hebben tot nu toe geen enkele betekenis, al zal iedere peuter denken dat dit wel zo is.
Zo ontstaan er vanaf een jaar of drie al fractie schilderijtjes. Een rondje wordt een hoofd, twee strepen de benen en de eerste ‘koppoter’ is geboren. Het schrijfmateriaal wordt steeds beter vastgehouden en het kind maakt draaiende bewegingen. Er ontstaat langzamerhand iets van een voorstelling. Er komt steeds meer souplesse in de hand en de vingers gaan steeds meer meewerken. Er ontstaan per ongeluk zelfs misschien letters of cijfers die uit rondjes en streepjes bestaan. Voor jonge kinderen ontstaan krabbels en tekenvormen uit iets wat hen in hun belevingswereld aanspreekt.
Al tekenend ontstaan de eerste vormen, die onder invloed van op‑ en aanmerkingen van ouders tot stand komen en snel symbolen worden. Een rondje is een hoofd, maar twee rondjes zijn later de 00 van BOOM. Een eerste kennismaking met letters ontstaat vaak door het imiteren van de door de ouders geschreven naam. Het is van belang dat jonge kinderen de ruimte krijgen om nog groot te kunnen werken. Het is de enige mogelijkheid om vanuit hun eigen lichaamsplan soepel te bewegen en in de toekomst niet krampachtig te gaan schrijven. Een volgende stap is om kinderen gerichter te loten werken en ze gegeven figuren te laten imiteren. Stapsgewijs kan er dan naar voorbeelden worden gewerkt, waardoor op schrijven gerichte bewegingen worden geoefend. Basisvormen voor schrijfpatronen worden zo in de oefeningen verwerkt.
Bij het begin van groep drie zien de meeste kinderen er ook anders uit dan toen ze kleuter waren. Het mollige uiterlijk verdwijnt, de gewrichten worden zichtbaar. De ledematen worden langer en het hoofd groeit niet meer. Het lichaam verandert duidelijk.
Maar niet alleen het lichaam verandert, ook de algemene lichamelijke coördinatie van het kind ontwikkelt zich, waaronder de oog handcoördinatie. De bewegingen worden fijner, met name hand‑ en vingerbewegingen. Zoals het bewustzijn voor tijd groeit en het ritmebesef toeneemt, zo wordt het kind zich ook meer bewust van het eigen lichaam. Niet alleen de namen van de lichaamsdelen raken bekend, maar ook de bewegingen die je met de lichaamsdelen doet, kunnen worden verwoord. Het kind beseft meer en meer wat zijn betere lichaamshelft en ‑hand is. Het besef links ‑ rechts is er nog niet, maar alle ervaringen dragen er‑toe bij om deze begrippen meer en meer inhoud te geven. Bewegen blijft een bron van vreugde, en zich meten met anderen telt.
Amber’s eerste schooldag zit erop. Vol trots toont ze haar agenda, zoals ze het zelf noemt. Kijk pap, ik kan IK schrijven”. Ze gaat naast me op de bank zitten en haalt baar schoolspulletjes uit haar tas. “Had je geen tijd om je mueslireep op te eten?" zeg ik, terwijl ik in haar tas kijk. Nee, we moesten werken!" Met een diepe zucht pakt ze een stift en schrijft met grote letters IK in haar agenda.
Van Galen (bron: Handwriting:issue for psychomotortheory) onderscheidde zes hogere intellectuele niveau's die bij Amber's eerste schrijfsel van toepassing zijn.
We onderscheiden:
Wat kunnen we verstaan onder motorische ontwikkeling?
De volgende definitie is ontleend aan Payne, 1995 (Amerikaanse onderwijscommissie in Netelenbos, 1998):
“De motorische ontwikkeling bestaat uit veranderingen in motorisch gedrag die de interactie van het (rijpende) organisme en zijn omgeving reflecteert." In deze definitie hebben zowel omgeving c.q. rijping en interactie een plaats (van Gelder, Stroes 2002).
De motorische ontwikkeling wordt op verschillende manieren beschreven. De motorische ontwikkeling volgens:
Al deze theorieën kunnen naast elkaar gehanteerd worden. Ze spreken elkaar zelden tegen. Wel zijn er overlappingen. Ze veronderstellen allen een relatie tussen ontwikkeling en tevens een relatie in de volgorde waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Modern wetenschappelijk onderzoek onderschrijft deze aanname niet altijd. (Netelenbos 1998).
Van een hulpeloze baby naar een schrijvende volwassene ligt een lange ontwikkelingslijn. Verschillende theorieën proberen deze ontwikkeling te verklaren of in een volgorde te zetten. Deze principes of wetmatigheden kunnen ons inzicht verschaffen in de motorische ontwikkeling van het kind en ons helpen bij het observeren en begrijpen van kinderen die zich anders of trager ontwikkelen dan hun leeftijdgenootjes.
Schrijven is een activiteit waarbij zintuigen, cognitie en motoriek elkaar beïnvloeden. De meeste mensen staan niet stil bij alle handelingen die je moet verrichten wanneer je gaat schrijven.
Wanneer in de hersenen de impuls tot schrijven ontstaat, gaan er prikkels naar de dominante hersenhelft die de motoriek, het symboolbegrip en de ruimtelijke oriëntatie bestuurt. Eerst worden alle handelingen weer op hun juistheid gecontroleerd, via het geheugen, de selectie van prikkels en het concentratievermogen. Het schrijven wordt zo geactiveerd en gereguleerd. Op hetzelfde moment worden via het zenuwstelsel de lichaamshouding, de positie van de ogen en de arm‑ en hoofdbewegingen geprikkeld. Er is een onophoudelijke stroom informatie van en naar de hersenen. Van dit alles is de schrijver zich niets bewust!
Buiten de leeftijd van 0 tot 7 jaar kent geen enkele andere periode in het mensenleven een dergelijke ontwikkeling op alle gebieden. Bewegingsontwikkeling is dan ook de basis waarop verschillende andere processen zich kunnen voltrekken. Bewegingsopvoeding is om al deze redenen van het grootste belang voor verdere vorming en ontwikkeling van het kind. Bij het jonge kind staat de ontwikkeling van de motoriek in direct verband met de ontwikkeling van gebieden zoals waarneming, begripsvorming en sociaal‑ermotionele ontwikkeling.
Goede prestaties geven kinderen een gevoel van veiligheid en vertrouwen. Er is sprake van ontwikkeling bij een kind, wanneer er in de loop van de tijd een duidelijk waarneembare gedragsverandering optreedt. Bijvoorbeeld: lopen, fietsen (motorisch); lezen, schrijven (cognitief); (samen‑)spelen, vat krijgen op je omgeving (sociaal‑emotioneel); zelfvertrouwen (competentie).
Voordat een kind zover is moet het heel wat fasen doorlopen. De ontwikkeling van de hersenen is bij de geboorte nog lang niet voltooid. De hersenen zijn pas volledig gerijpt als het individu volwassen is geworden, zo rond het twintigste levensjaar. Ervaringen veranderen de hersenen. Dit betekent dat tot op jongvolwassen leeftijd allerlei indrukken van buitenaf het functioneren van de hersenen kunnen beïnvloeden. We kunnen ons dan ook terecht zorgen maken over bijvoorbeeld de toenemende passiviteit bij kinderen en jongeren in het algemeen.
Een pasgeboren kind beweegt alleen door reflexen. De hersenschors oefent bij de pasgeborene geen remmende invloed uit op de dieper gelegen hersendelen, omdat de isolatielaag (myeline) rond de zenuwvezels nog niet gevormd is. Deze isolatielaag is noodzakelijk voor de geleiding van impulsen via de zenuwvezels. Reflexen worden altijd op dezelfde wijze uitgevoerd als de prikkel van buitenaf. Het zijn levendige bewegingen omdat de remming tekort schiet. Een voorbeeld: je trekt snel je hand weg, wanneer je dicht bij het vuur komt. De tastzintuigen van je hand geven de informatie 'heet' en reageren met de beweging 'wegtrekken'.
De ontwikkeling van het steeds meer isoleren van bewegingsimpulsen heeft ook betekenis voor het schrijven. Schrijven is namelijk een vorm van geïsoleerd bewegen. Vooral bij jonge kinderen zie je tijdens de bewegingsuitvoering veel bewegingen die het schrijfproces storend beïnvloeden.
Chris.
Chris schrijft nu al een poosje met een vulpen. Een echte triple grip van Bruynzeel, vertelde hij thuis.
Toch had het een tijdje geduurd voor de meester besloot om Chris er definitief een te geven. De reden was dat Chris wel netjes wilde schrijven maar het eenvoudig niet kon. Iedere regel veranderde steeds in een blad vol vegen en vlekken. Voordat de inkt droog was, veegde hij onbewust met zijn andere hand steeds weer in de inkt. Hij werd er zelf wanhopig van. Inmidels zien zijn schriften er iets netter uit, al is het nog niet om over naar huis te schrijven. Hij let nu wat meer op en… hij schrijft tenminste met een echte triple grip!!!
De niet‑voorkeurshand van Chris beweegt storend mee tijdens het schrijven. De hand kan daardoor zijn steunfunctie niet goed vervullen en het papier elf en toe verschuiven (transporteren). Een ontspannen steunhand is van belang bij het schrijven, maar bij jonge kinderen zelden zichtbaar.
Bij motoriek kan iedereen zich wat voorstellen; dat heeft te maken met bewegen.
Bij “senso" vaak veel minder. het woord “senso" verwijst naar zintuigen.
Een vertaling van sensomotorische ontwikkeling zou kunnen zijn:
Als belangrijkste ontwikkelingsvoorwaarde geldt dat het kind actief prikkels uit zijn omgeving ontvangt en verwerkt. Als aan deze voorwaarde wordt voldaan, ontwikkelt het kind zich en kan het zijn lichaam adequaat gebruiken. Een goede werking van de zintuigen en een goede verwerking van de binnenkomende zintuiglijke informatie is nodig om een goed beeld van ons en de omgeving op te bouwen. De ontwikkeling van de samenwerking tussen zintuigen en de motoriek (sensomotoriek) is van het grootste belang. J .Ayres, een Amerikaanse ergotherapeute en neurologe, noemde deze verwerking sensorische integratie.
We beschikken over vijf zintuiglijke systemen die een rol spelen in ons bewegingsgedrag, namelijk:
1. met het visuele systeem zie je;
2. Het proprioceptieve systeem geeft informatie door vanuit spieren en gewrichten. Het geeft je informatie over de houding en positie van lichaamsdelen. Een belangrijk aspect is de kinesthesie wat informatie geeft over de omvang en richting van een beweging, de houding en de snelheid van het bewegen van het lichaam. Op die manier kunnen we bewegingen plannen en gebruiken, wat bij het schrijven van groot belang is. De kinesthesie werkt op basis van prikkeling van sensoren.
Kinderen tot zes jaar plannen hunbewegingen vooral op basis van hun visus: de ogen sturen de bewegingen. Aan het einde van groep vier en vijf wordt de schrijfsnelheid geleidelijk opgevoerd. Dan is hun kinesthesie voldoende ontwikkeld. Kinderen met weinig kinesthetisch gevoel gaan minder leesbaar schrijven als de snelheid wordt opgevoerd.
3. met het auditieve systeem hoor je,
4. met het tactiele systeem voel je;
met dit systeem wordt informatie doorgegeven over allerlei aanrakingen van de huid. Het kan zijn dat het tactiele systeem niet in balans is. Een kind kan tactiel overgevoelig of ondergevoelig zijn, zodat het niet goed weet waar en door wat het wordt aangeraakt. Dat kan problemen geven bij het aanleren van s, fijnmotorische vaardigheden. Een kind dat tactiel overgevoelig is, ervaart het tasten als onplezierig. Het doet op deze manier minder ervaringen op en heeft daardoor een minder volledige begripsvorming.
Ondergevoelige kinderen raken voortdurend dingen aan. Dat levert hen echter weinig informatie op, zodat zij door gebrek aan tactiele ervaringen niet tot een volledige begripsvorming komen.
5. met het vestibulaire systeem blijf je in evenwicht en val je niet om;
met dit systeem van het lichaam en je hoofd neem je positieveranderingen waar ten opzichte van de zwaartekracht. Dit proprioceptieve systeem geeft informatie door vanuit spieren en gewrichten en daarmee informatie over houding en positie van lichaamsdelen. Een goed werkend proprioceptief en tactiel systeem zorgt voor het bewegingsgevoel dot nodig is voor het op papier zetten van vloeiende en fijne bewegingen. Tegelijkertijd geeft het belangrijke informatie hoe hard en zacht je moet bewegen. Een goed vestibulair systeem is bijvoorbeeld noodzakelijk voor het rechtop zitten op een stoel.
(bron: Van Gelder en Stroes, 2002, Derwig 2003)
De Amerikaanse kinderarts en psycholoog Gesell (1880-1961) beschreef als eerste een systematiek in de ontwikkeling van het kind. Hij onderscheidde onder andere de volgende ontwikkelingsvelden:
In aanleg zijn deze velden al voor de geboorte aanwezig. Gesell legde de ontwikkeling vast in: sleutelleeftijden, normatieve ontwikkelingsschalen. Hij noemde ze key-ages: sleutelleeftijden, de momenten waarop een mijlpaal is bereikt in de ontwikkeling. Vanaf deze leeftijd beheerst het kind min of meer op volwassen wijze de genoemde functies.
Gesell beschreef vier ontwikkelingslijnen met betrekking tot de motorische ontwikkeling:
Er zijn een aantal principes te onderscheiden die betrekking hebben op de richting waarin de ontwikkeling plaats heeft.
De ontwikkeling zal als eerste plaats zal vinden op de plaatsen die zich het dichtst bij het hoofd en de romp bevinden. Het hoofd is bij de geboorte ook het verst ontwikkeld, in tegenstelling tot de benen en armen die zich het laatst zullen ontwikkelen. Belangrijk voor het schrijven is, dat het hoofd en de romp voldoende balans kunnen geven. De armen en handen moeten vrij kunnen zijn om te schrijven. Kleuters hebben bij het tekenen hun handen en armen nog nodig om hun evenwicht te bewaren.
Delen die het dichtst bij de lichaamsas zijn zullen zich eerder ontwikkelen en eerder worden gebruikt dan delen die verder van de lichaamsas verwijderd zijn. Een kleuter zal vaak bij het tekenen nog vanuit zijn schouders of ellebogen bewegen, terwijl een kind in groep vier de schrijfbeweging al vanuit zijn hand en vingers kan sturen. De conclusie is eigenlijk dat de kleuter nog niet aan het schrijven toe is. De bewegingen zijn onnauwkeurig, vaak trager en meestal met te veel druk. Als we peuters observeren bij het inkleuren van een tekening, dan is duidelijk te zien dat de bewegingen vanuit de schouders komen. Hoe ouder het kind wordt hoe meer de bewegingsas zich verplaatst naar de vingers. Het kind voert de beweging achtereenvolgens uit vanuit de schouders, de elleboog, de pols, vanuit de hand en tot slot de vingers.
Het jonge kind heeft al zijn aandacht nodig voor één activiteit, en kan met andere woorden maar één ding tegelijk doen. Een kleuter die afgeleid wordt bij het bouwen van een toren zal de toren hoogstwaarschijnlijk laten omvallen. Een ouder kind is in staat is om tijdens het fietsen op het verkeer te letten en tegelijkertijd met een vriendje te praten. Hij zal niet omvallen. Het oudere kind kan dus meerdere handelingen tegelijk doen.
De ontwikkeling verloopt van grote naar kleine bewegingen en van het gebruik van groot naar klein materiaal. Schrijfmethodes gebruiken dit principe doordat ze bewust kiezen voor een bepaalde maat liniatuur om het schrijven in goede banen te leiden. Ook adviseren schrijfmethodes specifiek schrijfgereedschap per leeftijdsgroep. Jonge kinderen hebben bijvoorbeeld moeite met het vasthouden van een dun potlood: te sterk genepen en te dichtbij de punt. Dit heeft tot gevolg dat de lijnen krampachtig en beverig neergezet worden. Een wat dikker potlood past veel meer bij bijvoorbeeld de anatomie en pengreep van een peuter of kleuter. Het bewegen van jonge kinderen, met name baby's, kenmerkt zich door de totaliteit van de beweging. Alles doet mee en geleidelijk aan het over in lokaal bewegen.Zo kan een achtjarige zitten schrijven zonder dat er iets anders beweegt dan zijn schrijfhand.Voor de meeste vierjarigen is dit onmogelijk Voeten schuiven, spanning in de schouder een meebewegende andere hand is veelvuldig te zien.Kinderen die eigenlijk nog niet rijp genoeg zijn om geïsoleerde bewegingen uit te voeren, hebben baat bij een goede stabiele zithouding.
(bron: van Gelder en Stroes, 2002, Derwig 2003).
Behalve via bovenstaande principes kan men de bewegingsontwikkeling ook analyseren via een opdeling in fasen. Dit door Mesker (1980) opgestelde model probeert de relatie aan te geven met de ontwikkeling van de hersenen.
De Nederlandse neuroloog Mesker werkte vooral met kinderen met leerstoornissen.
Hij stelde aan de hand van zijn klinische bevindingen een ontwikkelingsmodel op van de motoriek. Hierin probeerde hij een relatie aan te geven tussen de ontwikkeling van de hersenen en de ontwikkeling van het bewegen.
Mesker veronderstelde dat met de rijping van het centraal zenuwstelsel ook het bewegingspatroon van het kind verandert volgens een bepaalde (vaste) ontwikkelingsvolgorde.
Hij spreekt over achtereenvolgens de asymmetrische of slurffase, de symmetrische fase, de lateralisatiefase en de dominantie.
A. De asymmetrische of slurffase;
B. De symmetrische fase;
C. De lateralisatiefase;
D. De dominantiefase.
De bewegingen berusten op het principe van spanning en ontspanning.
Dat wil zeggen dat de spierwerking in de ene lichaamshelft nog tegengesteld is aan die van de andere lichaamshelft.
Als de linker lichaamshelft zich aanspant, ontspant de rechter lichaamshelft. Bijvoorbeeld bij een baby van zes maanden zie je dat als hij iets vastgrijpt de vingers van de andere hand zich uiteenspreiden; als de ene arm zich buigt, dan strekt de andere arm zich. In deze periode leert een kind zeer belangrijke bewegingen als trappelen, kruipen en lopen.
Tevens staan centraal het voortbewegen in het platte vlak en het ontwikkelen van het ruimtebesef.
Deze periode wordt gekenmerkt doordat het kind zich in deze periode veel symmetrische bewegingen eigen maakt.
De bewegingen van de linker en rechter lichaamshelft zijn elkaars spiegelbeeld.
Bijvoorbeeld: maakt het kind met de ene hand een knijpende beweging, dan knijpt ook de andere hond vanzelf mee; als van één hand de duim tegen de vingers wordt aangebracht, dan doet de andere hand mee.
In deze periode leert een kind zich voortbewegen in de driedimensionale ruimte, ontwikkelt zich het lichaamsschema en de ruimtelijke oriëntatie.
Het kind kan bijvoorbeeld goed recht stil blijven staan en zitten, met twee benen springen en met twee handen een grote bal vangen en werpen.
In deze fase ontwikkelt zich de samenwerking tussen beide handen. Steeds meer gaat de ene hand de handeling uitvoeren, terwijl de andere hand assisteert.
Er ontstaan in deze fase verschillen tussen linker en rechter hersenhelft, c.q. lichaamshelft.
De voorkeurshand gaat zich steeds meer ontwikkelen en kan bewegingen uitvoeren onafhankelijk van de andere lichaamshelft.
De zogenaamde 'schrijfhand en 'steunhand' laten zich tijdens het schrijven zien.
De hand die de handelingen steeds uitvoert, wordt daardoor ook als steeds vaardiger ervaren. Bijvoorbeeld: als een hand een vuist maakt, dan doen de vingers van de andere hand niet mee; tijdens het schrijven beweegt de steunhand niet meer mee. In deze periode leert het kind samengestelde bewegingen. Het kan bijvoorbeeld bij het zwemmen de schoolslag makkelijker leren, omdat het nu motorische bewegingen onafhankelijk van elkaar plaats kan laten vinden.
Mesker spreekt van dominantie als het einde van de lateralisatiefase. Er is een volwassen doelmatige beweging. Aan alle ontwikkelingsvoorwaarden is voldaan. Dominantie is het eindproduct van de neurologisch‑motorische ontwikkeling.
De fasenindeling van Mesker geeft aan hoe belangrijk de motoriek is voor de schrijfontwikkeling. Wanneer is het kind bijvoorbeeld motorisch gezien 'rijp' om een goede en doelmatige schrijfhand te ontwikkelen? Problemen ontstaan wanneer kinderen handelingen moeten verrichten waar ze volgens hun motorische ontwikkeling nog niet aan toe zijn. Ondanks de vrij grove weergave geeft het model van Mesker voldoende aanwijzingen voor verschillen in motorische ontwikkeling bij kinderen.
Veel van de “Movi”oefeningen in het Start2Write programma zijn gebaseerd op bovenstaande drie ontwikkelingsprincipes en het model van Mesker. Ze hebben hun diensten al bewezen bij het verwerven en verbeteren van elementaire motorische vaardigheden.
Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie
De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.